Volgende week is er een groot herhalingsdictee.
We overlopen snel even alle regels:
1. Doffe e in woorden die eindigen op -e, -en, -ens, -el, -els, -er, -ers.
2. Op het einde van een woord schrijf je de lange e dubbel , ook als dat woord
een deel is van een langer woord.
3. Ei of ij? Alle woorden van de ei-plaat, het ei-lied en de ei-brief schrijf je met ei.
Woorden die hier niet in voorkomen, schrijf je met ij.
4. Au of ou? Alle woorden van de au-strip of het au-lied schrijf je met au.
Woorden die hier niet in voorkomen schrijf je met ou.
5. Aai, ooi, oei. Je hoort een j, maar schrijft een i .
We leerden dit aan de hand van het spellied in het 2de leerjaar.
6. Eeuw, ieuw, uw. Vergeet de u niet voor de w!
Ook dit leerden we aan de hand van het spellied in het 2de leerjaar.
7. Op het einde van een woord
schrijf je lange a, o en u steeds enkel .
Alleen de lange e die doet niet mee! Bij lange e schrijf je er steeds twee!
8.Hoor ik op het einde van een klankgroep een lange klank dan moet ik verenkelen.
9. Hoor ik op het einde van een klankgroep een korte klank dan moet ik verdubbelen.
10. Hoor ik op het einde van een klankgroep een ander klank dan schrijf ik gewoon wat ik hoor.
Regel 8, 9 en 10 vatten we samen in volgend schema:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten