zondag 15 december 2013

IJsschaatsen! Handschoenen niet vergeten!


Maandag 16 december gaan we ijsschaatsen.
Dit is als beloning voor:
- het flink in de rij staan bij het 2de belsignaal;
- het in stilte naar de klas gaan;
- de gang netjes achter te laten (sjaal, muts, zwemzak... niet vergeten).

Dat laatste kan soms nog wat beter...
Daar moeten we volgende periode meer aandacht aan besteden!

Maar vergeet maandag vooral je handschoenen niet!!

Woordpakket 12: Verenkelen of verdubbelen + woorden met ch



1. Verenkelen of verdubbelen

Dit schema ken je al:
Een voorbeeldje van elk:

fakkels: ik hoor fa       een korte a
                              dus ik moet verdubbelen (1 klinker 2 medeklinkers)-->  fakkels

koning: ik hoor ko      een lange oo
                           dus ik moet verenkelen (1klinker 1 medeklinker) -->   koning
 

Let goed op! In 1 woord kan je verschillende regels tegelijk moeten toepassen.
gevaren 
   - doffe e andere klank--> ik doe gewoon 
   - verenkelen (lange aa)

2. Woorden met -ch

De woorden met de -ch moet je onthouden want meestal schrijven we -g.

lachen - kachel - lichaam


maandag 2 december 2013

Lengtematen

Bij lengtematen werken we met de maten meter (m), decimeter (dm) en centimeter (cm).
Ze geven een lengte, hoogte, breedte, diepte,... aan.
Ze verhouden zich als volgt:

1 m = 10 dm
1 m = 100 cm
1 dm = 10 cm
 
Als referentie gebruiken we voor 1 meter, de stokmeter van de klas.
De leerlingen weten tot waar 1 meter ongeveer bij hen komt.

Als referentie voor 1decimeter, gebruiken we de staafjes (tienstaaf of  tiental) van de rekenles.
 
Voor 1 centimeter is dat dan 1 rekenblokje (eenheid).

 
 

Deze lengtematen en hun verhoudingen kunnen we samenvatten in een tabel:
In eerste instantie met de referentiematen:
Daarna met de lengtematen en hun afkortingen:
Om dan tot volgende tabel te komen:


Gebruik makend van deze tabel kan je afmetingen met elkaar makkelijk vergelijken.
Kan jij volgende oefening oplossen?





 

Woordpakket 11: Woorden met -uw, woorden met wr- en een hoofdletter voor kerkelijke e.a. feestdagen


1. De lange u
We hebben eerst een verkenning gedaan van woorden met de lange u-klank.
Zo maakten we een onderscheid tussen de woorden:
- muur
- duren
- schuw
Alle deze woorden hebben namelijk een lange klank maar telkens een andere spellingsregel.

Denk maar even mee.

MUUR : ik zeg het woord vlot in 1 keer. Ik schrijf het zoals ik het hoor .

MUREN : Ik zeg het woord in 2 delen: mu-ren.
Aan het einde van de eerste klankgroep hoor ik een lange u (mijn mond staat als het ware open bij een lange klank). Ik moet verenkelen.

SCHUW: Ik zeg het woord vlot in 1 keer maar er is een regel bij woorden met -uw.
Voor de w schrijf ik de u altijd enkel (1keer).  Dat moet ik onthouden!
 
2. Woorden met een wr-

Deze woorden moet je onthouden.


3. Namen van kerkelijke e.a. feestdagen krijgen een hoofdletter.

Suikerfeest, Pesach, Pinksteren, Pasen, Kerstmis, Nieuwjaar,...

Dit vind je terug op: http://taaltelefoon.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1405

Zoals je merkt, een heuse boterham!
Goed oefenen is de boodschap, niet alleen de woorden uit het woordpakket maar ook woorden die hetzelfde 'probleempje' hebben.